Reglementen FNMB

Hoofdstuk VI  -  Technische eisen en normalisatiebepalingen1

laatstelijk bijgewerkt op 2 Februari 2008


  1. Het wedstrijdterrein
    1. Een wedstrijdterrein bestaat uit 18 (achttien) duidelijk begrensde banen die genummerd zijn van 1 t/m 18. Zij moeten aan de normalisatiebepalingen van het betreffende baansysteem voldoen. Een wedstrijdterrein dient te beschikken over een onderkomen waarbij zich minimaal een toilet bevindt2.
    2. Tot een baan behoort: het speelveld, de baanbegrenzing (meestal banden), de afslagmarkering, een of meerdere hindernissen (kunnen ontbreken), de grenslijn (kan ontbreken), de uitleglijnen (kunnen ontbreken), het doel, èn eventueel andere systeemspecifieke delen en/of markeringen.
    3. Het speelveld
      Het speelveld moet tenminste 80 cm breed en 5.50 m lang zijn. Volgens ontwerp vlak liggende baandelen dienen waterpas te liggen (gemeten met een waterpas van 90 cm).
    4. De baanbegrenzing
      Indien het speelveld niet door banden wordt begrensd, moet de begrenzing door middel van markeringen worden aangegeven. Banden moeten zo zijn geconstrueerd dat een berekenbaar spel mogelijk is.
    5. De afslagmarkering
      Iedere baan moet van een afslagmarkering voorzien zijn. De vorm van de afslagmarkering van een bepaald baansysteem is genormeerd.
    6. De hindernissen
      De hindernissen moeten in opbouw en vormgeving zakelijk zijn en dienen op een vastgestelde plaats te worden opgesteld. Bewegende onderdelen waar de correcte weg van de bal overheen of doorheen gaat, zijn niet toegestaan. De plaats van niet vast gemonteerde hindernissen moet gemarkeerd zijn. Verfraaiing van de hindernissen mag de sportieve waarde niet beïnvloeden. Op een wedstrijdterrein moet elke hindernis niet alleen uiterlijk maar ook speltechnisch verschillend zijn. Een berekenbaar spel moet mogelijk zijn.
    7. De grenslijn
      Een grenslijn markeert het einde van de hindernis. Bij banen zonder hindernisopbouw geeft zij aan, hoever de bal vanaf de afslag minstens moet komen, om in het spel te blijven. Deze voorwaarde is vervuld wanneer de bal de grenslijn met zijn raakvlak raakt of geraakt heeft. De grenslijn is dan 'correct gepasseerd'. Neemt de eerste hindernis de gehele baanbreedte in beslag, dan is het einde van de hindernis tevens de plaats van de grenslijn. Banen die alleen vanaf de afslag gespeeld moeten worden, hebben geen grenslijn. De grenslijn dient zodanig te worden aangebracht dat de naar de afslag wijzende rand van de markering gelijk loopt met het einde van de hindernis. (voor specificaties/uitzonderingen zie Art.VII.14).
    8. De uitleglijnen
      Waar het uitleggen of het verplaatsen van de zich in het spel bevindende bal toegestaan is, dienen uitleglijnen aanwezig te zijn. De uitleglijn geeft aan tot op welke afstand, met inachtneming van de algemene regels, de bal neergelegd mag worden.
    9. Het doel
      Het doel moet vanaf de afslag in één slag bereikbaar zijn. Indien het doel een hole is, mag de doorsnede van de hole niet groter zijn dan 120 mm. Voor de verschillende baansystemen zijn binnen deze grens afmetingen vast te stellen. Voor de systemen Bongni en afdeling 2 banen geldt 100 mm als limiet (Nederlands systeem: zie Art.VI.7.1b.7).
    10. Markeringen
      Markeringen moeten op iedere baan volgens de normalisatiebepalingen aangebracht zijn.
    11. Normalisatiebepalingen
      Speciale baansystemen moeten genormeerd worden. Voor genormeerde baansystemen moet van iedere baan een tekening worden gemaakt, waaruit de normalisatiebepalingen duidelijk blijken. Voor ieder deel van een baan (zie Art.VI.1.2) moeten normalisatiebepalingen, en eventueel voorschriften hoe zij moeten worden opgesteld, aanwezig zijn.
  2. Terreinen: minimale eisen2
    Naast wedstrijdterreinen kent de bond ook terreinen welke niet voldoen aan de normalisatiebepalingen. De wedstrijd-commissie kan schriftelijk toestemming verlenen om op deze terreinen evenementen te organiseren. Bedoelde toestemming zal slechts worden gegeven na ingewonnen advies bij de districts-afdelingswedstrijdleider. Deze terreinen moeten zeker aan de volgende eisen voldoen:
  3. Spelmateriaal
    1. Algemeen
      Er wordt met midgetgolf-, golfsticks en midgetgolf- en golfballen gespeeld.
    2. Golfstick
      Toegelaten zijn verschillende, bij midgetgolf en golf gebruikelijke sticks. De stick mag niet voorzien zijn van een richtinstallatie. Het slagvalk van de voet van de stick mag niet groter zijn dan 40 cm2.
      Toegestaan zijn: groeven en lijnen op de voet van de stick.
    3. Ballen
      1. Toegestaan zijn alle midgetgolf- en golfballen van willekeurig materiaal. De doorsnede van een midgetgolfbal bedraagt minimaal 37 mm en maximaal 43 mm.
      2. De spronghoogte van een midgetgolfbal mag bij een val van één meter hoogte op beton bij een temperatuur van circa 25oC niet hoger zijn dan 85 cm.
      3. Tijdens evenementen mogen alleen ballen gespeeld worden die door de WMF zijn toegelaten. Alle ballen welke voor 1 janurari 2000 in de handel zijn gebracht vallen hier niet onder.
      4. De ALV van de WMF kan op bepaalde gronden voor door de WMF georganiseerde kampioenschappen andere ballen voor bepaalde systemen verbieden.
      5. De ALV van de FNMB kan op bepaalde gronden voor door de FNMB georganiseerde kampioenschappen andere ballen voor bepaalde systemen verbieden.
  4. Normalisatiebepalingen: markeringen
    1. Onder dit punt worden alle normalisatie- en markeringsbepalingen inclusief tekeningen van de binnen de FNMB/WMF gebruikelijke baansystemen, zoals vastgesteld in de hierop volgende paragrafen, samengevat. Ze maken deel uit van dit reglement.
    2. Wedstrijdterreinen moeten voldoen aan in dit reglement gestelde eisen. Het gebruik als wedstrijdterrein kan eerst geschieden na keuring door de wedstrijd-commissie, eventueel in samenwerking met districtsvertegenwoordigers.
  5. Verder geldt, dat ieder terrein voor een evenement in onberispelijke staat moet zijn
  6. Geldigheidsbereik
    Deze bepalingen zijn geldig voor alle in het organisatiebereik van de FNMB/WMF georganiseerde evenementen.
  7. Normalisatiebepalingen per baansysteem
    1. Afdeling 1
      1. Bongni
        1. Afslagmarkering
          De afslagmarkering is een cirkel met een doorsnee van 30 cm, centraal geplaatst tussen de baanbegrenzingen. Het middelpunt van de cirkel is geplaatst op ongeveer 40 cm van het begin van het speelveld en is door middel van een cirkel met een doorsnede van 8 cm aangegeven (Fig.6.1).
        2. Uitleglijnen
          1. In iedere cirkel is de uitleglijn geplaatst evenwijdig aan de baanbegrenzing op een afstand van 20 cm. Bij de aanzet van de cirkel moet de uitleglijn aan beide zijden van de baan doorgetrokken worden tot aan de 30 cm lijn achter de grenslijn, op de banen 1 en 2 tot op de hoogte van de grenslijn. Op de aanzet van de cirkel moeten schuine lijnen van de baanbegrenzing naar de uitleglijn worden geplaatst.
          2. Op alle banen, uitgezonderd de banen 1, 2, 7 en 18, moet de uitleglijn na de hindernis evenwijdig aan de grenslijn geplaatst worden op een afstand van 30 cm. Heeft de hindernisopbouw uitstekende delen, dan moet de uitleglijn op 30 cm evenwijdig aan het uitstekende deel geplaatst worden.
          3. De afstand van baanbegrenzing, dan wel hindernis tot de uitleglijn is inclusief de lijndikte.
        3. Normalisering
          De door Bongni ondertekende bouwtekeningen gelden als norm. De volgende speelvelden mogen ook in spiegelbeeld worden uitgevoerd: 4, 5, 9, 11, 12, 13, 14, 16.
      2. Nederlands systeem2
        1. Speelveld
          Het speelveld mag bestaan uit tapijt, kunststof of beton. De banen hebben de volgende afmetingen:baanlengte 10-15 m (baan 18: 5-8 m), baanbreedte 1 m èn doorsnede cirkel 2 m

        2. Baanbegrenzing
          De banen worden door banden begrensd.
        3. Genormeerde banen
          De volgende banen inclusief hindernissen zijn genormeerd: rechte baan, dubbele heuvel, spar, vulkaan, zigzag, hoek (konijnehol, oplopende hoek, hoekmuur), drie poortjes, schans, oog, muurtjes, steile schans, brug, wielerbaan, kasteel, WC, wegversmalling, salto èn steile wand.
        4. De volgende banen mogen ook in spiegelbeeld worden uitgevoerd: spar, zigzag, hoek (konijnehol, oplopende hoek, hoekmuur), muurtjes, wielerbaan, wegversmalling èn salto.
        5. Afslagmarkering
          De afslagmarkering is een vierkant van 30 bij 30 cm, centraal geplaatst tussen de baanbegrenzingen. De voor-zijde van de afslagmarkering dient op ongeveer 80 cm van het begin van het speelveld te worden geplaatst (Fig.6.2).
        6. Uitleglijnen
          1. In iedere cirkel dient de uitleglijn evenwijdig aan de baanbegrenzing op een afstand van 20 cm te worden geplaatst. Bij de aanzet van de cirkel moet de uitleglijn aan beide zijden van de baan doorgetrokken worden tot aan de 30 cm lijn achter de grenslijn, op de rechte baan, vulkaan en WC tot op de hoogte van de afslagmarkering. Op de aanzet van de cirkel moeten schuine lijnen van de baanbegrenzing naar de uitleglijn worden geplaatst.
          2. Op alle banen met hindernis moet de uitleglijn na de hindernis evenwijdig aan de grenslijn geplaatst worden op een afstand van 30 cm. Heeft de hindernis uitstekende delen, dan moet de uitleglijn op 30 cm evenwijdig aan het uitstekende deel geplaatst worden.
          3. De afstand van baanbegrenzing, dan wel hindernis tot de uitleglijn is inclusief de lijndikte.
        7. Het doel
          Het doel is een hole met een doorsnede van 100 mm, behalve de hole van de vulkaan, het hoefijzer en baan 18 welke een doorsnede hebben van 100 tot 150 mm.
        8. Aanvullende voorschriften
          1. Wedstrijdterreinen voldoen aan de richtlijnen van de FNMB wanneer er 16 banen met hindernissen aanwezig zijn welke aan de normalisatie-bepalingen voldoen.
          2. Voor de normering gelden de baantekeningen als leidraad.
          3. Niet-genormeerde banen dienen gemeld te worden bij de wedstrijd-commissie. Het gebruik van deze niet-genormeerde banen kan eerst geschieden na keuring en vaststelling van de normalisatiebepalingen door de wedstrijdcommissie.
      3. Stergolf
      4. Zweeds vilt
        1. Speelveld
                  Zweedse viltbanen hebben in het algemeen de volgende standaard maten
                  Baanlengte zonder kopplaat      7,00-16,00 meter, inclusief afslagplaat
                  Baanlengte met kopplaat     9,00-18,00 meter, inclusief afslagplaat
                  Baanbreedte             0,90 meter
                  Kopplaat doorsnede         1,80 of 2,40 meter
                  Afslagplaat breedte         0,20 meter
                  Afslagplaat lengte         1,30-1,50 meter
                  Staanplaats             0,80-1,00 x 1,60-2,00 meter
                  Kleinste doorsnede van de hole, als het niet anders staat aangegeven, 0,10 meter
        2. Genormeerde banen
                  De volgende hindernissen inclusief de banen zijn genormaliseerd:
          1. Baan met venster
          2. Baan met 2 vensters
          3. Vlakke baan met 4 of 5 blokken
          4. Duitse oploop
          5. Baan met poortjes
          6. Oploop met gat
          7. Grote brievenbus
          8. Terugwerper (Gentleman)
          9. Oploopje (Örkeljunga)
          10. Hoek
          11. Hoek met verlenging
          12. Heuvel
          13. Vlakke baan met strip of oplopende baan met driehoek met zijkanten open
          14. Oplopende baan
          15. Visgraat
          16. Versmalling
          17. Oploop met gat aan zijkant
          18. Bruggetje
          19. Heuvel met venster
          20. Zigzag
          21. Schans met waterbak
          22. Schuine oplopende wielerbaan met venster
          23. Oploop met poortje en vlakke achterkant
          24. Zweedse oploop
          25. Kleine brievenbus
        3. Aanvullende voorschriften
          1. De afmetingen van genormeerde banen en hindernissen zijn principieel vastgelegd.
          2. Terreinen voldoen aan de richtlijnen van de WMF wanneer de afmetingen van alle banen aan de norm voldoen en verder nog 18 van de 25 banen met hindernissen aanwezig zijn welke aan de normalisatiebepalingen voldoen. Alleen deze banen mogen zich Zweeds vilt wedstijdbanen noemen. Banen mogen ook zonder kopplaat gebouwd worden, waarbij dan de grenslijnen vervallen.
          3. Genormaliseerde hindernissen moeten volgens de normalisatiebepalinqen opgesteld worden.
          4. De voor de normering bepalende tekeningen zijn in het bezit van de WMF.
          5. Voor de markeringen gelden de tekeningen (Zie Appendix A.4). Afstandsmaten voor de markering is inclusief de streepbreedte (stift of verfdikte).
          6. Afslagmarkering
            De afslagplaat is de gehele rechthoek tussen A en C1, het afslagvak bevindt zich tussen A en B (Fig.6.3). B ligt precies midden tussen A en C.
          7. De hindernissen 6, 8, 9, 14, 17 en 25 zijn ook zonder kopplaat toegestaan. In dit geval worden geen grenslijnen aangebracht.
          8. Markeringsvoorschriften:
            1. Grenslijn:    markering met rode kleur
            2. Uitleglijn:   markering.
    2. Afdeling 2
      1. Speelveld
        Afdeling 2 banen hebben in het algemeen de volgende afmetingen als norm: baanlengte 6,25 m, baanbreedte 0,90 m èn doorsnede cirkel 1,40 m.
      2. Genormeerde banen
        De volgende hindernissen inclusief banen zijn genormeerd: piramiden, salto, heuvel, rechte baan, rechte baan met hindernissen, rechte baan met venster, schans met venster, stompe kegels, schelp, dubbele heuvel, slak, brug, met tunnel, oplopende cirkel zonder V, oplopende cirkel met V, oploop met V, oploop zonder V, vulkaan, cirkelplateau, labyrint, koker (met aan de zijden vast te zetten kleppen; doorsnede koker minimaal 50 mm, aanbevolen maximum 60 mm), passage, net (50 cm doorsnee; afstand bodemplaat tot onderkant ring is 75 cm ± 1 cm), hoek èn zigzag.
      3. Aanvullende voorschriften
        1. De afmetingen van genormeerde banen en hindernissen zijn principieel vastgelegd.
        2. Terreinen voldoen aan de richtlijnen van de WMF wanneer de afmetingen van alle banen aan de norm voldoen en verder nog 18 banen met hindernissen aanwezig zijn welke aan de normalisatie-bepalingen voldoen. Alleen deze banen mogen wedstrijdbanen afdeling 2 worden genoemd. De FNMB staat voor nationale evenementen maximaal 6 niet-genormeerde banen toe.
        3. Genormeerde hindernissen moeten volgens de normalisatiebepalingen opgesteld worden.
        4. De voor de normering bepalende tekeningen zijn in het bezit van de WMF.
        5. Niet-genormeerde banen dienen gemeld te worden bij de wedstrijd-commissie. Het gebruik van deze niet-genormeerde banen kan eerst geschieden na keuring en vaststelling van de normalisatiebepalingen door de wedstrijdcom-missie.
        6. Voor de markeringen gelden de volgende normen. Grenslijnen zijn rood. De afstand van baanbegrenzing, dan wel hindernis tot de uitleglijn is inclusief de lijndikte.
        7. De afslagmarkering is een direct aan het begin van het speelveld geplaatste rechthoek van 40 bij 50 cm. De afslagmarkering ligt centraal tussen de baanbegrenzingen (Fig.6.4).
        8. In iedere cirkel is de uitleglijn geplaatst evenwijdig aan de baanbegrenzing op een afstand van 20 cm. Bij de aanzet van de cirkel moet de uitleglijn aan beide zijden van de baan doorgetrokken worden tot aan de 30 cm lijn achter de grenslijn, op de rechte baan en de hoek tot op de hoogte van de grenslijn. Op de aanzet van de cirkel moeten schuine lijnen van de baanbegrenzing naar de uitleglijn worden geplaatst. Op alle banen met hindernis moet de uitleglijn na de hindernis evenwijdig aan de grenslijn geplaatst worden op een afstand van 30 cm. Heeft de hindernis uitstekende delen, dan moet de uitleglijn op 30 cm evenwijdig aan het uitstekende deel geplaatst worden. UITZONDERING: op banen waar de grenslijn gelijk loopt met het begin van de cirkel is deze afstand 20 cm.

1Vertaling WMF reglement
2Aanvulling FNMB



| Top of page | LET OP | Inhoudsopgave
| homepage FNMB |